De Pion 3 houdt ’t Paardje in bedwang

Onze eerste wedstrijd in The Black Horse. Tegen welke vereniging zouden we die beter kunnen spelen dan ’t Paardje? Eigenlijk zouden we moeten spelen tegen een club die “Het Zwarte Paard” heet, maar die hebben we in de buurt niet. Toch is er één ding wat vooraf niet veel goeds voorspelde. Want we spelen wel in The Black Horse, we zijn nog altijd De Pion. En hebben we niet vroeger geleerd dat het paardje 3 keer zo sterk is als de pion? Wel, in dit geval bleek de pion niks onder te doen voor het paardje.

De wedstrijd tegen ’t Paardje, waarin we trouwens Ad Bruijns en Bas Robben moesten missen, werd een rasechte thriller, met op veel borden een stelling die nog alle kanten uit kon vallen. Imad Abou Dehn zette de eerste score neer: een vlotte remise. Imad speelde op bord 2 tegen een behoorlijk sterke tegenstander, dus dat halfje was mooi meegenomen. Jan Rijkse viel binnen met zijn torens, veroverde met een aftrekschaakje een vol stuk en won dus zijn partij. Zelf vond ik remise wel best en met het doorschuiven van een pion meende ik de boel aardig in het slot te hebben gegooid. Ik kon niks, mijn tegenstander ook niet, zo dacht ik. Dat eerste bleek te kloppen, het tweede niet. Ik kreeg een koningsaanval over me heen, moest 2 pionnen geven om niet mat te gaan en verloor kansloos.
Henk Alberts had een zware middag. Niet gek, want hij speelde op bord 1 tegen een tegenstander van boven de 1900. Hij had al een pion verloren, leek vrij hopeloos te staan, totdat.. hij met een paardvorkje een volle toren won! Zijn “black horse” besliste de partij. Een “gestolen” puntje, dat achteraf cruciaal zou zijn.
Jacques Smits had een gelijkwaardige stelling, maar zag even wat over het hoofd, wat hem een pionnetje en uiteindelijk de partij kostte. Mark Mathon won pion na pion. Zijn tegenstander probeerde nog op eeuwig schaak te spelen met zijn dame, maar dat liet Mark niet gebeuren. Hij wist de dames af te ruilen, waarna het eindspel simpel gewonnen was. Zijn tegenstander was zo vriendelijk zo nu en dan zelf commentaar bij zijn partij te geven aan de toeschouwers. Ook begon hij tegen het eind van de partij een deuntje te neuriën en zei vervolgens: “Mooi deuntje, vind je niet?” Dat alles overigens zonder iemand daarmee tot last te zijn. Hij had er gewoon lol in.
Peter Huijser speelde remise. Het evenwicht werd in de partij nooit verbroken, dus dat zat er al aan te komen. Die remise betekende voor ons het 4e bordpunt, waardoor we in ieder geval 1 matchpunt binnen hadden.
De beslissing viel bij Hans Ravestein, die een krankzinnig ingewikkelde partij speelde. Zijn tegenstander verbruikte veel tijd en kwam in tijdnood, maar begon juist in tijdnood steeds beter te spelen. Hij stuurde een pion dwars door de linies, liet die promoveren tot dame en toen viel de vlag. Die van Hans, wel te verstaan!

Het eerste punt is binnen, willen we niet degraderen, dan zullen er meer punten moeten volgen. Maar zoals het spreekwoord luidt: “Als het eerste schaap over de dam is dempt men de put.” Of zoiets.

De Pion 3 – ’t Paardje 1  4 – 4

Henk Alberts (1632) – Kees van Noorloos (1911) 1 – 0
Imad Abou Dehn ( – ) – William van den Bosch (1756) ½ – ½
Kees van Hogeloon (1545) – Marc Govers (1770) 0 – 1
Hans Ravestein (1508) – René Stadhouders (1719) 0 – 1
Peter Huijser (1605) – René Gosens (1668) ½ – ½
Jacques Smits (1627) – Johan Lips (1573) 0 – 1
Mark Mathon (1530) – Peter François (1316) 1 – 0
Jan Rijkse (1581) – Bert van Seters (1302) 1 – 0


Geef een reactie